Manieren om te leren
Begrippen leren:
Een begrip moet je vergelijken met een woord bij Engels, Frans of Nederlands. Ook daarbij geldt dat je met in één keer 30 minuten leren minder zult onthouden, dan bij twee keer 15 minuten verspreid over de dag.
Dus: SPREIDEN! – Begin met 15 minuten VOOR je (maak)huiswerk en 15 minuten ERNA. Je merkt vanzelf of je misschien toch drie of vier keer per dag moet herhalen.
Hulpmiddelen bij begrippen:
Maak FLITSKAARTJES Dat zijn kleine rechthoekige blanco papieren/kartonnen kaartjes.
Knip er evenveel uit als het aantal begrippen dat je moet leren en ga ze beschrijven:
-VOORKANT: het begrip (bijv. landbouwoverschot)
-ACHTERKANT: de betekenis (bijv. oogst die de boer niet zelf nodig heeft)
Door het schrijven blijven de begrippen al beter bij en je kunt jezelf nu overhoren.
Schudt de flitskaarten, zodat je een nieuwe volgorde krijgt. Pak de bovenste van de stapel, bekijk het begrip aan de voorkant en benoem of schrijf daarbij de betekenis. Controleer je antwoord op de achterzijde.
Tips:
-Als je telkens fout zit met een begrip, maak twee flitskaartjes voor dit begrip, dan komt het begrip vaker voorbij.
-NIET in een vaste volgorde oefenen, telkens schudden bij een nieuwe overhoring, anders leer je een volgorde in plaats van de begrippen.
-Je kunt ook afwisselen, dat je de ene keer de betekenis benoemt en daar weer het begrip.
-Wil je er een spel van maken, om bijv. te oefenen met ouders!?
Maak voor ieder begrip EN betekenis een apart kaartje. Leg de tekst naar beneden en speel ‘Memory’. Zoek het juiste begrip de betekenis. Wie de meeste combinaties heeft, die wint.
Uitleggen + verbanden tussen begrippen oefenen
Als je jezelf twee keer per dag overhoord hebt kun je het daarna moeilijker maken. Bijvoorbeeld geschiedenis is namelijk niet alleen weten, maar ook uitleggen.
Doe alle flitskaarten na de overhoringen in een grote bak en schud ze door elkaar. Pak er telkens twee flitskaarten uit en ga dan opschrijven wat die twee begrippen met elkaar te maken hebben.
Zo maak je simpel je eigen oefenvragen.
Altijd twee stappen maken:
1.Betekenis van beide begrippen opschrijven
2.In eigen woorden uitleggen wat ze met elkaar te maken hebben (zo volledig mogelijk)
Een begrip moet je vergelijken met een woord bij Engels, Frans of Nederlands. Ook daarbij geldt dat je met in één keer 30 minuten leren minder zult onthouden, dan bij twee keer 15 minuten verspreid over de dag.
Dus: SPREIDEN! – Begin met 15 minuten VOOR je (maak)huiswerk en 15 minuten ERNA. Je merkt vanzelf of je misschien toch drie of vier keer per dag moet herhalen.
Hulpmiddelen bij begrippen:
Maak FLITSKAARTJES Dat zijn kleine rechthoekige blanco papieren/kartonnen kaartjes.
Knip er evenveel uit als het aantal begrippen dat je moet leren en ga ze beschrijven:
-VOORKANT: het begrip (bijv. landbouwoverschot)
-ACHTERKANT: de betekenis (bijv. oogst die de boer niet zelf nodig heeft)
Door het schrijven blijven de begrippen al beter bij en je kunt jezelf nu overhoren.
Schudt de flitskaarten, zodat je een nieuwe volgorde krijgt. Pak de bovenste van de stapel, bekijk het begrip aan de voorkant en benoem of schrijf daarbij de betekenis. Controleer je antwoord op de achterzijde.
Tips:
-Als je telkens fout zit met een begrip, maak twee flitskaartjes voor dit begrip, dan komt het begrip vaker voorbij.
-NIET in een vaste volgorde oefenen, telkens schudden bij een nieuwe overhoring, anders leer je een volgorde in plaats van de begrippen.
-Je kunt ook afwisselen, dat je de ene keer de betekenis benoemt en daar weer het begrip.
-Wil je er een spel van maken, om bijv. te oefenen met ouders!?
Maak voor ieder begrip EN betekenis een apart kaartje. Leg de tekst naar beneden en speel ‘Memory’. Zoek het juiste begrip de betekenis. Wie de meeste combinaties heeft, die wint.
Uitleggen + verbanden tussen begrippen oefenen
Als je jezelf twee keer per dag overhoord hebt kun je het daarna moeilijker maken. Bijvoorbeeld geschiedenis is namelijk niet alleen weten, maar ook uitleggen.
Doe alle flitskaarten na de overhoringen in een grote bak en schud ze door elkaar. Pak er telkens twee flitskaarten uit en ga dan opschrijven wat die twee begrippen met elkaar te maken hebben.
Zo maak je simpel je eigen oefenvragen.
Altijd twee stappen maken:
1.Betekenis van beide begrippen opschrijven
2.In eigen woorden uitleggen wat ze met elkaar te maken hebben (zo volledig mogelijk)
DO'S & DON'TS:
Do
1. Verander vaak van leeromgeving. Het is bewezen dat mensen die mensen die in 2 ruimtes hebben gestudeerd, meer onthouden dan mensen die in 1 ruimte hebben gestudeerd.
2. Maak een lijstje met redenen waarom je echt moet leren. 1. Geen herkansingen, 2. Succesvolle toekomst, 3. Studieschuld, etc. Mocht Facebook of twitter dan erg gaan lokken, pak je die lijst er even bij.
3. Toets jezelf! Studenten die de stof één keer lezen en zichzelf daarna overhoren weten meer dan studenten die de stof twee keer lezen.
Don't
1. Extra vroeg opstaan om je tentamen nog even te leren. Je ochtendslaap is cruciaal om herinneringen vast te leggen. Het is dus zonde om die te verbreken!
2. Hele nacht doorleren. Eén nacht gemiste slaap betekent dat je 4 dagen minder goed kan beredeneren en onthouden. Tijdens je tentamen dus..
3. Markeren. Door markeren ga je individuele feiten onthouden in plaats van relaties en verbanden in de stof. Je kunt jezelf beter vragen stellen of mind maps maken.